Tagarchief: Burma

Burma in 26 dagen en 3151 woorden

Reizen is inspirerend, avontuurlijk en soms zelfs adembenemend, maar af en toe vraag je je af ‘waarom doe ik dit eigenlijk?’. Als je bijvoorbeeld achterin in een jeep op een zak aardappelen gedrapeerd ligt met een sjaal om je mond geknoopt tegen de stofwolken terwijl de Burmese versie van “We’re going to Ibiza” van de Vengaboys uit een krakende speaker bleert. Op de bankjes in de jeep kon je niet zitten, want de weg was zo ongelooflijk slecht dat je constant van de zitting af viel of je hoofd tegen het metalen dak stootte. De inwoners van het bergdorpje Namhsan keken op z’n zachts gezegd vreemd op toen er een stoffige jeep met vijf, inmiddels Oempa-Loempa kleurige toeristen binnen kwam rijden. Ik ben serieus in mijn hele leven niet zo goor geweest (en dat is inclusief mijn trekking in Nepal toen ik 5 dagen niet kon douchen). Zie hier de foto’s voor en na:

voor..

voor..

tijdens..

tijdens..

na!

na!

De rit was op z’n zachts gezegd oncomfortabel (een medereiziger dacht zelfs dat ie een hartaanval kreeg door het hevige schudden. Hij had waarschijnlijk een spier verrekt had door het krampachtige vasthouden. Hij bleek nogal een ‘high-maintenance” reiziger te zijn: hij was of misselijk, of moest plassen of dacht dat ie een hartaanval kreeg). Maar de beloning was des te groter: het prachtige dorpje Namhsan is zeer ansichtkaartwaardig. Dat het stadje krioelt van de militairen, dat het waarschijnlijk een opium-imperium is (die twee hebben nogal met elkaar te maken) en dat we gedwongen werden om in een door de overheid gerund hostel te verblijven, deed niks aan de ervaring af. Alle andere guesthouses waren door de overheid gesloten vanwege ‘licence’ problemen. Waarschijnlijk bullshit. Waarschijnlijk wil de overheid gewoon precies weten wie er in het dorpje verblijft en wat ze aan het doen zijn.

Namhsan

Namhsan

uitzicht omgeving Namhsan

uitzicht omgeving Namhsan

a_namhsan2

a_namhsan3

kids in de bergen bij Namhsan

kids in de bergen bij Namhsan. De 'schminck' die je op hun gezichtjes ziet is Tanaka, een soort boomschors die ze hier gebruiken als gezichtsverzorging en zonnebrand.

Burma (of Myanmar, maar ik prefereer Burma, klinkt romantischer) is een prachtig land vol open en gastvrije mensen maar af en toe schemert die duistere kant door het mooie plaatje heen. Het zijn kleine dingen (op de met M-22 patrouillerende militairen na, die zijn niet zo subtiel): Als je op internet je hotmail wil checken krijg je steevast een pagina met ‘access denied’, hetzelfde geldt voor deze blogpagina. (Gelukkig weten ze in de internetcafe’s die blokkades te omzeilen) Ander voorbeeld: In Yangon (de hoofdstad) liep ik nietsvermoedend langs de rivier een straatje in waar wat mensen aan het voetballen waren, beginnen ze te gebaren dat ik niet verder mag lopen. Ik dacht dat ze en grapje maakten, dus ik liep gewoon door, komt er een gast al roepend z’n huis uitrennen: ‘no tourists, no tourists, go, go!’. Ok, ok ik ga al. Geen idee waarom ik daar niet mocht komen, maar er blijken wijken te zijn (en hele delen van Myanmar) waar toeristen niet mogen komen, of alleen met speciale toestemming. Het straatje was nogal armoedig, dus misschien wil de overheid niet dat toeristen dat zien, maar heel Yangon is armoedig. Yangon is een soort Dehli meets oost-Berlijn, een Aziatische oostblokstad. Het schreeuwt vergane glorie: oud-koloniale gebouwen die helemaal door schimmel en uitlaadgassen zijn weggeteerd, straten vol ouwe witte rammelende Toyoya’s (het Burmese Trabantje), kluwen electriciteitsdraden die over de straat hangen en betel-kauwende, longhi-dragende (omslagrok) Aziaten. De stad is chaotisch en doet me vooral denken aan India. Het ruikt er zelfs naar India, maar dat is die gore betel-noot die iedereen op de grond uitspuugt zodat het lijkt alsof er op iedere straathoek iemand vermoord is (de betel-noot is dieprood). Zakjes die hier in de bussen worden uitgedeeld zijn niet om in te kotsen (zoals in Laos) maar om die betelnoot in uit te spugen. Allebei even goor. Vooral als je er naast zit. Dat de Britten Burma decennialang gedomineerd hebben is nog te merken aan een aantal dingen: klokken en telefoons klinken als de Big Ben en het stuur in alle auto’s zit rechts. Het achterlijke is dan weer dat ze rechts rijden net als in Nederland (ingesteld nadat de Britten het land verlieten in 1947) wat inhalen nogal een hachelijke aangelegenheid maakt: stel je voor dat je achter een vrachtwagen rijdt en als bestuurder aan de rechterkant zit en het tegemoedkomende verkeer aan de linkerkant rijdt, dan moet je dus heel ver uitwijken voordat je kunt zien of er iets aankomt (en als je in een bus redelijk voorin zit, kun je dat van dichtbij meemaken).

uitzicht vanuit mijn hotel

uitzicht vanuit mijn hotel

 a_yangon3

winkeltje (alle waren worden opgehangen)

winkeltje (alle waren worden opgehangen)

geschilderde filmposter

geschilderde filmposter

chaos in Chinatown

chaos in Chinatown

Ook moet je vaak je paspoort laten zien. Als je een lange busreis maakt (en busreizen hier zijn per definitie lang: je doet gerust 6 uur over 80 kilometer), kom je bijna altijd langs een checkpoint waar je je paspoort moet laten zien. En dan het liefst ’s nachts als je net je een beetje ingedut bent . Dit wist ik niet en tijdens mijn eerste busreis had ik mijn paspoort ergens in mijn grote backpack zitten die bedolven lag onder tientallen andere tassen en andersoortige bagage. Geen probleem; terwijl iedereen netjes de bus uitging met z’n identificatiepapiertje, moest ik me van de buschaffeur achter een gordijntje verstoppen en reed hij heel hard voorbij de checkpoint. En voila, 1 toerist langs de militairen gesmokkeld.

En er zijn bijvoorbeeld ook geen banken of pinautomaten. Tenminste er zijn wel banken, maar ik weet niet wat voor diensten die verlenen. In ieder geval kun je er geen geld krijgen, of travellerscheques inwisselen. Al het geld (dollars) dat je gaat spenderen tijdens je verblijf in Burma moet je dus fysiek bij je hebben. En van oprollen in een sok of een andere manier van verstoppen is ook weinig sprake want ze zijn hier super pietluttig als het op de staat van de biljetten aankomt: alle dollarbiljetten moeten vrij zijn van kreukels en vouwen en als er een klein scheurtje inzit kun je het wel helemaal shaken. Ik ben in een hotel zelfs om een strijkijzer gaan vragen nadat er weer een briefje van 20 was geweigerd. (hadden ze niet). En dan te bedenken dat hun eigen geld de Kyat (spreek uit chat of chas) vaak te ranzig is om aan te pakken en vaak met plakbandjes aan elkaar zit. Geld wisselen van dollar naar kyat doe je in winkeltjes, hotels, reisbureaus etc. Op straat hoor je constant  ‘moneychange?’ ‘Change money?” ‘good price’ uit de monden van de meest onbetrouwbaar uitziende mannetjes komen. Maar op straat moet je nooit geld wisselen, daar proberen ze met allerlei trucs je geld afhandig te maken.

Een laatste ding dat hier typisch is en volgens de Burmesen wijst op militaire aanwezigheid is dat de electriciteit hier om de haverklap uitvalt. Fijn als je net een heel lang mailtje getypt hebt bijvoorbeeld. En je moet voor het slapen gaan alle schakelaars uitdoen, want als je bent gaan slapen in een powercut kan het zomaar zijn dat midden in de nacht de electriciteit terugkomt en dus alle lampen en de ventilator ineens aangaan. (ik spreek uit ervaring). Maar de powercuts horen hier bij het dagelijkse leven. Overal staan ook genarators en iedereen heeft kaarsen bij de hand. Sommige steden zijn heel berucht om de powercuts: Mandalay en Bagan zijn het ergst. Een film kijken (in Mandalay had ik een tv op mijn hotelkamer!) is dan redelijk frustrerend. Het moet een film zijn met een simpel plot want je mist de helft. 

Maar terug naar de jeepride en Namhsan. De bergen daar verkend met plaatselijke gids Santi. We hadden het geluk een Traditionele Palaung bruiloft te mogen bijwonen (de Palaung zijn een van de 150 etnische groeperingen van Myanmar). Ik mocht mijn eigen kleren aanhouden deze keer. Het verschil met de bruiloft in Cambodja was als tussen dag en nacht: deze bruiloft was heel rustig, er werd geen alcohol gedronken, het hele dorp van aanwezig en ademende een hele traditionele sfeer. En ze hadden vegetarisch eten, dus geen koeiemaag! Het lijkt trouwens wel alsof de mensjes alsmaar kleiner worden. Ik voel me hier in Myanmar alsof ik van een andere planeet kom. Maar dat kan ook te maken hebben met het feit dat ze hier toch minder aan witte mensen gewend zijn, wat het verschil tussen de lokale bevolking en de toeristen des te grote maakt.

a_wedding1

a_wedding22

a_wedding3

a_wedding4

Ik heb het de hele tijd over ‘we’ want ik reis vanaf dag twee samen met een Amerikaan die ik in de bus ontmoet heb. Misschien kan ik beter bij het begin beginnen. Vanuit de hoofdstad Yangon ben ik met de bus naar Kalaw (spreek uit Kalo) in het noorden gereisd. In die bus zat 1 andere witte die eigenlijk een andere bestemming had, maar door mijn enthousiaste verhalen besloot om ook in Kalaw uit te stappen: Steve uit Oregon. Amerikaan ten top: spreekt Myanmar uit als Meeanmaahr ipv Mianmar waardoor de mensen hem meestal niet begrijpen. Heeft ook de neiging om harder te gaan praten als mensen niet zo goed Engels spreken (doet ie ook tegen andere toeristen) (niet tegen mij gelukkig).

Kalaw was een verademing na het chaotische Yangon. Het is een klein dorp in een dal met prachtig uitzicht op de omliggende bergen. Naast die prachtige bergen, een kleurrijke markt en een golfbaan (!) heeft Kalaw ook een grot met ongeveer 800 boeddah’s erin. Het gekke is dat ze hier boeddha’s niet alleen eren met bloemen of kaarsen, maar met felgekleurde knipperende discolichten.

a_kalaw1

a_kalaw2

a_kalaw_markt1

a_kalaw_markt2

 Met Steve heb ik vanuit Kalaw een trekking gedaan van drie dagen naar onze volgende bestemming: Lake Inle. Hele mooie voettocht door de heuvels van de noord-Burma. Onze gids mr. Teth bleek ook een hele kundige kok te zijn en in de primitieve keukentjes van de dorpjes waar we onderweg verbleven, maakte hij de lekkerste gerechten klaar. Vergeet stromend water, gasfornuis, koelkast, aanrecht, eh alles zo’n beetje wat wij in onze keukens hebben. Denk: bamboehutje en een open vuur. Terwijl ik  in de keuken gefascineerd zat te kijken hoe mr.Teth patat voor ons aan het bakken was (had eerlijk gezegd nooit ‘live’ een aardappel in patat zien veranderen) en hem Spaans aan het leren was, probeerde Steve buiten buddy buddy te worden met de locals (rum is een goeie manier), want hij probeerde al dagenlang wiet te scoren (wat uiteindelijk nooit gelukt is). De tweede nacht sliepen we in een Boedistisch klooster. Mr. Teth had beloofd dat we daar ook konden douchen. Wat hij niet had verteld was dat de douche in de open lucht was waar heel toevallig constant een groepje novice-monks (monniken in opleiding in de leeftijd van 10 to 20 jaar) rondhing. Je stond weliswaar in een soort douchehok, (muurtje kwam net tot boven mij decoletee), maar vanuit de juiste hoek, kon je zo naar binnen gluren. Ik had dan ook mijn onderbroek aangehouden. Ik heb sowieso mijn twijfels bij heel wat van die monniken. Ze mogen niet drinken, maar ik zie ze wel steeds roken of die gore betelnoot kauwen (helpt bij het mediteren zeggen ze, maar een monnik met zwarte rotte tanden is toch niet echt spiritueel) en ze eten wel vlees (niet erg boeddhistisch). En in andere landen zie ik ze met iPods of mobieltjes rondlopen..

Van uitslapen in het klooster was geen sprake want om precies 05.00 uur ’s ochtend begonnen de monikken met zingen en bidden. Een hele speciale manier om wakker te worden, wel een beetje aan de vroege kant.

a_trekking1

trekking - Steve en mr.Thet

a_trekking2

trekking - mensen onderweg

trekking - mensen onderweg

a_trekking4

trekking - koken

trekking - koken

a-trekkingkoken2

Onze bestemming Inle lake was ook weer supermooi: een groot meer met er om- en overheen allemaal dorpjes, al dan niet op palen. De vissers hier roeien met hun benen in plaats van hun armen: ze staan op de boeg van hun roeibootje en terwijl ze met hun handen het visnet uitgooien, roeien ze staand op 1 been. Het ziet er een beetje gehandicapt uit eigenlijk. Alsof iemand met een houten been probeert te steppen op een step, maar dan dus een boot.

a_inlelake1

a_inlelake21

a_inlelake3

a_inlelake4

a_inlelake5

a_inlelake6

a_inlelake7

markt op t water

markt op t water

Vanuit Inle lake met de bus naar Mandalay. Grote stad, beroemd om marionetten shows, felblauwe minimazda’s, megaveel boedistische monniken EN in Mandalay heb ik de tea-shop ontdekt. Als je hier rondloopt en een caffeetje of winkeltje ziet met een soort kindermeubeltjes dan heb je de lokale teashop gevonden. Ze (meestal mannen, het schijnt voor vrouwen ‘not done’ te zijn om alleen naar een teashop te komen, staat gelijk aan prostitutie. Uiteraard had ik daar geen boodschap aan) zijn gek op thee. Ze hebben er wel 5 namen voor: een algemene naam, chinese thee, Myanmar thee, sterke thee etc etc. Mijn favoriet is ‘Choseh’ oftewel Myanmar thee: hele sterke thee met heeeeel veel melk en suiker, mierzoet dus. En daar hou ik van. Het liefst gecombineerd met Indiaas gebak (soort borstplaat) of ‘Myanmarchocolate’ (pinda overgoten met palmsugar). Een ander drankje dat ik hier veel drink is de coffeemix: een zakje instantkoffie waar al melk en suiker doorheen gemixed zit. Ook weer lekker zoet. Er komt ook iets meer Zoe terug dan er op reis gegaan is haha.

Mandalay - monk district

Mandalay - monk district

a_mandalay2

a_mandalay3

monnikenwas

monnikenwas

Daarna verder naar het noorden: Hsipaw. Ondertussen was het reisgezelschap uitgegroeid van 2 naar 5 mensen: Steve en ik dus, een Amerikaans stel (waarvan er een de ‘high-maintanance’ reiziger was) en een Burmees uit Mandalay (allemaal te zien op de eerste foto van de jeeptocht). Deze Burmese mr.Htoo was een trishaw (soort rikshaw) driver in Mandalay die bevriend was geraakt met het Amerikaanse stel. Omdat mr.Htoo nog nooit buiten Mandalay geweest was, had het Amerikaanse stel besloten hem 5 dagen op sleeptouw  te nemen en alles voor hem te betalen (inclusief de inkomsten die zijn familie zou moeten missen). Met z’n vijfen hebben we die helse jeeptocht naar Namhsan ondernomen en daarvoor nog in Hsipaw een motorbike trekking gedaan. Nou wisten we vantevoren niet helemaal dat het om een ‘trekking’ ging, en ik heb nu wel al 5 keer op een motorbike gereden, maar helemaal voorbereid op deze rit was ik niet (niemand uit onze groep trouwens). De weg veranderde langzaam van een asfaltweg in een bergpad om uiteindelijk te transformeren in een soort rivierbedding met rotsen. Ben ook niet helemaal ongeschonden uit de strijd gekomen: ik loop nu al 2 weken met een diepe schaafwond op mijn rechteronderbeen rond. En de motor had ik ook een beetje  stuk gemaakt: het laatste uur van de tocht kon ik alleen in z’n 3 rijden en dat is best lastig in de bergen. Maar de ervaring was super! Onze gids heette mr. Bike, maar eigenlijk Muel Weh. Het vage in Burma is dat niemand een achternaam heeft, maar alleen een lange voornaam die aangeeft op welke dag diegene geboren is, of een andere betekenis heeft zoals ‘gouden zonneschijn die alles overwint’ ofzoiets. Meestal zijn die namen te ingewikkeld om te onthouden (in ieder geval voor buitenlanders) en wordt de naam afgekort of veranderd in mr.iets. En dan het liefst iets dat aangeeft wat die persoon doet. Zo had je in Hsipaw waar we de motorbike trekking gedaan hebben een mr.Bike, een mr. Food (van het restaurant) een mr.Book (boekenwinkel) en een mr.Charles (guesthouse, weet niet waarom hij geen mr.Bed heet)

a_motorbiketrekking1

a_motorbiketrekking2

mr Htoo op de motorbike

mr Htoo op de motorbike

Clay op de motorbike

Clay op de motorbike

(in de verte zie je Steve en mr Bike)

(in de verte zie je Steve en mr Bike)

Afscheid genomen van het reisgezelschap en op naar mijn laatste bestemming in Myanmar: trekpleister Bagan. Net als in Cambodja had ik de meest spectaculaire bestemming voor het laatst bewaard en net als in Cambodja was het een van mijn minst favoriete plekken. Waarschijnlijk heeft het deels te maken met het feit dat ik na 4 maanden helemaal uitgetempeld ben, want de tempels, pagoda’s en stupa’s van Bagan konden me niet echt meer boeien. Misschien niet helemaal eerlijk, maar een mens kan maar zoveel boeddha’s aan in een relatief korte tijd. Het landschap vol tempels was wel heel geweldig om doorheen te fietsen, tempels tot aan de horizon, maar zodra je zo’n machtig gebouw binnen ging, was het ‘oh, weer een boeddha’. En dan meestal een lelijk gerestaureerde (lees: helemaal nieuwe, in kleurtjes overschilderde). Bovendien werd je in iedere tempel opgewacht door tientallen souvenir verkopers die zonder uitzondering vroegen ‘hello. Where you from? Want to see nice paintings/postcards/laquerworks/woodcarvings. make good price for you’. En dat serieus zo’n 30 keer op een dag. Op zich wel grappig dat als je “Holland’ zegt, ze meestal een rijtje Nederlandse voetballers opdreunen (Robin van Persie is hier verruit favoriet). Burmezen zijn helemaal gek op voetbal. Hun nationale team is zo ongeveer de slechtste van heel zuid-oost Azie (de overheid wil er geen geld in investeren) maar ze volgen internationaal voetbal op de voet. En ookal is het niveau van hun eigen teams belabberd, als er een binnenlandse wedstrijd wordt gespeeld, zit het stadion vol. Niet om het mooie spel te bewonderen (want dat is er niet), maar om de teams massaal uit te jouwen. De teams bestaan namelijk vooral uit militaire of overheids mensen en het beroerde voetbal is DE uitgelezen kans voor de gemiddelde Burmees om de overheid uit te schelden zonder gearresteerd te worden.

Maar goed, laatste bestemming Bagan was mooi en vooral heet: 42 graden, zandwegen en een ouwe fiets zijn geen goeie combinatie. Maar dus niet spectaculair. Busreis terug naar Yangon was de langste tot dan toe: 16 uur. En om de een of andere reden vertrekken de bussen in Burma op zo’n tijdstip dat je altijd op een belachelijk tijdstip aankomt op de plaats van bestemming. Ik ben een keer aangekomen om 02.00 uur ‘ s nachts, om 04.30 en om 06.00 uur ’s ochtends. Je vraagt je dan af waarom de bus niet gewoon een paar uur later vetrekt zodat je op een wat christelijkere tijd een onbekende stad binnenrijdt.

a_bagan1

a_bagan2

Vanochtend ben ik teruggevlogen naar Bangkok en na 4 weken Burma is het wel weer een verademing (behalve de temparatuur) om in een wat ‘westerse’ omgeving te zijn. Myanmar was echt prachtig, een groot avontuur en heel anders dan de landen die ik tot nu toe gezien heb op deze trip, maar het is wel lekker dat ik hier op straat kan lopen zonder constant aangestaard te worden. Of de weg kan vragen zonder dat mensen heel hard gaan giechelen of je achtervolgen. Of zonder problemen internet op kan. Burma was in vergelijking met de andere landen een stuk harder werken en afzien, maar je krijgt er ook  heel wat voor terug.

Laatste nieuws over olifant Uwan: een team van het Elephant Nature Park gaat deze week naar Kanchanaburi om te kijken wat ze voor de olifant kunnen doen. Ze houden me op de hoogte. Ondertussen bereid ik me voor op een laatste paar weken ultiem relaxen in het zuiden van Thailand.